Schorsing; gewoon recht op loon of toch niet?

Uitgangspunt in het arbeidsrecht is kort gezegd: ‘geen arbeid, geen loon’.

Onder omstandigheden kan het echter zo zijn dat een werknemer wél recht op loon heeft ondanks dat hij niet kan werken. Dit is aan de orde indien er sprake is van een situatie waarin de werknemer niet kan werken door een omstandigheid die in redelijkheid voor rekening van de werkgever wordt geacht te komen. In dat geval geldt dus: ‘geen arbeid, wel loon’.

Wanneer is nu sprake van een omstandigheid die in redelijkheid voor rekening van werkgever dient te komen? Een goed voorbeeld hiervan zijn de normale bedrijfsrisico’s van een werkgever. Denk hierbij aan weersomstandigheden die werken onmogelijk maken (vrieskou), onvoldoende orders of stagnatie in de afzet.

Een ander opvallend voorbeeld is de omstandigheid waarin een werkgever zijn werknemer schorst of op non-actief stelt. Zelfs als de werknemer aanleiding heeft gegeven voor het treffen van een dergelijke maatregel, bijvoorbeeld een (ernstige) strafrechtelijke verdenking waardoor werknemer niet langer op werkvloer kan worden geduld, heeft de werknemer in beginsel gewoon recht op loon. Een schorsing wordt dus geacht in redelijkheid voor rekening van werkgever te komen. De achterliggende gedachte is hierbij dat een werkgever zich in beginsel niet eenzijdig aan zijn verplichting tot loonbetaling kan onttrekken. De achterliggende reden voor een maatregel als schorsing, zoals een strafrechtelijke verdenking, wordt niet van belang geacht.

Maar…… regels zijn er om doorbroken te worden. Zo dacht ook de kantonrechter Breda (16 januari 2013 (LJN: BY8467)). In de desbetreffende kwestie werd een werknemer door werkgever geschorst i.v.m. een strafrechtelijke verdenking, echter zonder behoud van loon. De werknemer vorderde van zijn werkgever vervolgens uitbetaling van zijn loon met verwijzing naar het beginsel ‘geen arbeid, wel loon’ wat in het algemeen geldt in geval van schorsing. De kantonrechter overwoog echter dat de bijzondere omstandigheden in dat specifieke geval een loondoorbetalingsplicht van werkgever onaanvaardbaar maakte. Werkgever had namelijk door misdrijven als oplichting, verduistering, witwassen, meewerken aan verboden transacties en omkoping, waar o.m. werknemer van werd verdacht, ernstige materiële en immateriële schade geleden. Werknemer weigerde vervolgens o.a. om mee te werken aan een onderzoek naar de misdrijven. Reden genoeg voor de kantonrechter om in dit specifieke geval te oordelen tot afwijking van het beginsel ‘geen arbeid, wel loon’. Het is, aldus de kantonrechter, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar om in deze situatie loon bij werkgever te vorderen. De loonvordering van werknemer is dan ook afgewezen.

Conclusie; In beginsel geldt het principe ‘geen arbeid, geen loon’. Uitzondering daarop is het geval waarin het niet kunnen verrichten van arbeid in redelijkheid voor rekening van de werkgever dient te komen. In dat geval geldt ‘geen arbeid, wel loon’. In beginsel komt schorsing van een werknemer voor rekening van werkgever en heeft een werknemer dus recht op loon. Dit kan echter anders zijn, zo is nu gebleken. Indien in een specifiek geval het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om loonuitbetaling van de werkgever te vorderen kan een loonvordering van een werknemer worden afgewezen.

Heeft u vragen over de al dan niet mogelijkheden van het treffen van loonmaatregelen, neem dan contact op met één van onze arbeidsrecht advocaten.

Gepubliceerd apr. 2013
Geschreven door: Aernout Zappey