De duurovereenkomst in Coronatijd

De coronacrisis leidt tot diverse overheidsmaatregelen waaronder de intelligente lockdown. In dit blog wordt stilgestaan bij de remedies die partijen hebben indien de uitvoering van een duurovereenkomst voor één van de partijen door de overheidsmaatregelen bezwaarlijk wordt. Hierbij kan worden gedacht aan de restauranteigenaar die een overeenkomst heeft gesloten voor de levering van een bepaalde hoeveelheid etenswaren terwijl het restaurant nu slechts enkele gasten kan bedienen.

Remedies schuldenaar

De beknelde schuldenaar kan zich in rechte beroepen op ‘onvoorziene omstandigheden’.[1] De overheidsmaatregelen ten gevolge van de coronacrisis gelden hierbij als onvoorziene omstandigheid en niet de coronacrisis zelf. De rechter zal bij de toepassing van onvoorziene omstandigheden terughoudendheid betrachten. De schuldenaar dient dan ook goed te onderbouwen dat de omstandigheden zodanig zijn dat van de schuldenaar in redelijkheid geen (ongewijzigde) nakoming kan worden verwacht, bijvoorbeeld omdat nakoming tot faillissement van de onderneming zal leiden. Voor een beroep op onvoorziene omstandigheden is van belang dat de mogelijkheid van het intreden van die omstandigheid niet uitdrukkelijk of stilzwijgend in de overeenkomst is opgenomen. Niet bepalend is of de omstandigheid zelf ten tijde van het sluiten van de overeenkomst voorzienbaar was. Wanneer een beroep op onvoorziene omstandigheden slaagt kan de rechter de overeenkomst ontbinden of wijzigen. Er kan een oplossing op maat worden gezocht.[2] Aan de wijziging kan zelfs terugwerkende kracht worden verleend.[3] In diverse bronnen wordt bij ‘onvoorziene omstandigheden’ een 50/50 verdeling van het nadeel tussen partijen aanbevolen.[4]

Er zijn aanwijzingen dat opzegging of wijziging van de duurovereenkomst ook buiten rechte kan plaatsvinden, namelijk door een beroep te doen op de beperkende of aanvullende werking van redelijkheid en billijkheid.[5] Hierbij zal moeten worden onderbouwd dat ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zal zijn. Buiten rechte zal een wijziging van de overeenkomst wel een globaal karakter hebben, bijvoorbeeld slechts de 50/50 verdeling van het nadeel. Terugwerkende kracht en nadere voorwaarden kunnen slechts door de rechter worden vastgesteld.

Wanneer de schuldeiser een vordering tot nakoming instelt kan de schuldenaar zich ook verweren door zich te beroepen op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid.[6] Zij kan hierbij de wederpartij verzoeken een redelijk voorstel te doen om het probleem dat door de overheidsmaatregelen is ontstaan op te lossen. De rechter zal geneigd zijn geen nakoming toe te wijzen zolang de wederpartij geen constructief voorstel doet. Op deze wijze wordt een onderhandelingsplicht gecreëerd.

Remedies schuldeiser

Gedurende de overheidsmaatregelen door corona is de belangrijkste remedie van de schuldeiser de ontbinding van de overeenkomst. Iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van één van haar verbintenissen geeft aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt.[7]

Ontbinding van de overeenkomst is ook mogelijk wanneer je als schuldeiser te vrezen hebt dat de schuldenaar niet zal nakomen, maar de prestatie op dit moment nog niet opeisbaar is. Dit kan aan de orde zijn wanneer de schuldeiser weet dat de overheidsmaatregelen tot september zullen duren en de schuldenaar in augustus pas dient na te komen. De gevolgen van de niet nakoming treden dan direct in.[8] Overmacht staat niet aan ontbinding in de weg.

De schuldeiser zal ook een tijdelijke ontbinding kunnen bewerkstelligen, gedurende de periode dat de overheidsmaatregelen van kracht zijn. De schuldeiser creëert dan als het ware een contractuele time out.

Daarnaast kan ook de schuldeiser zich beroepen op de bepaling van de ‘onvoorziene omstandigheden’.[9]

Verweer schuldenaar

Wanneer de schuldeiser de overeenkomst wenst te ontbinden en de schuldenaar zich hier tegen wil verweren, zal zij moeten onderbouwen dat de tekortkoming de ontbinding niet rechtvaardigt, vanwege de gevolgen hiervan.[10] Namelijk het intreden van het faillissement van de onderneming en het verlies aan werkgelegenheid wat hiermee verband zal houden. Daarnaast kan de schuldenaar het beroep op onvoorziene omstandigheden ook als verweer gebruiken en de rechter om aanpassing van de overeenkomst vragen, bijvoorbeeld een time out van de contractuele verplichtingen.[11]

 

 

[1] Art. 6:258 BW.

[2] Art. 6:260 BW.

[3] Art. 6:258 lid 1 BW.

[4] Commentaar bij art. 6:111 PECL, Parl. Gesch, boek 6 p. 970, Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 18 juni 2013, ECLI:NL:GHARL:4326, zie ook verwantschap met wederzijdse dwaling art. 6:228 lid 1 sub c BW en art. 6:230 BW.

[5] Art. 6:248 BW, HR 25 juni 1999, ECLI:NL:HR:1999:AD3069, HR 2 februari 2000, ECLI:NL:PHR:2000:AA4942.

[6] Art. 6:248 lid 2 BW.

[7] Art. 6:265 BW.

[8] Art. 6:80 sub b BW jo art. 6:83 sub c BW, of art. 6:80 sub c BW.

[9] Art. 6:258 BW.

[10] Art. 6:265 BW.

[11] Art. 6:258 BW.

Gepubliceerd jun. 2020
Geschreven door: